Welzijn op het werk in het Verenigd Koninkrijk

 28/02/20

Opiniestuk

 Algemene beginselen

Jan Van Peteghem geeft zijn visie over de aanpak van welzijn op het werk In VK en de mogelijke impact van de Brexit.

Onze reglementering inzake het welzijn op het werk komt grotendeels tot stand in gemeenschappelijk overleg tussen werkgevers en werknemers. Helaas wegen dan machtsbekommernissen of financiële overwegingen zwaar door in de besluitvorming. Wetenschappelijk onderzoek vormt een veel betere basis om een beleid te definiëren.

Het Verenigd Koninkrijk pakt het helemaal anders aan: daar bestelt de overheid met de regelmaat van de klok academische studies om een bepaald onderdeel van het welzijn op het werk diepgaand te onderzoeken. Zo kennen we het beroemde Robens-rapport uit 1972, waarin een groep wetenschappers en praktijkmensen een pleidooi hielden voor een ontvetting van het toenmalige reglementaire kader inzake de veiligheid en de gezondheid, gekoppeld aan een grotere responsabilisering van zowel werkgever als werknemer. Dit leidde in 1974 al tot een nieuwe Health and Safety at Work Act en de totstandkoming van de beroemde Health and Safety Executive.

Een onafhankelijke screening van de (Britse) reglementering inzake het welzijn op het werk

In 2011 werd door een groep rond prof. R.E. Löfstedt (van de gereputeerde universiteit Kings College, Londen) een nieuw onderzoeksrapport vrijgegeven onder de veelbelovende titel Reclaiming health and safety for all: an independent review of health and safety legislation. De belangrijkste opzet is (eigen vertaling uit de Inleiding tot het verslag)): “… om reglementaire verplichtingen te beperken die weinig opleveren in termen van de bevordering van de veiligheid en de gezondheid”. We pikken er enkele uitspraken uit, want vele stellingen uit de tekst zijn zonder meer toepasselijk op ons land.

Over het toepassingsgebied van de Britse welzijnswet

Ook zelfstandigen uit het Verenigd Koninkrijk zijn onderworpen aan de reglementering op het vlak van de veiligheid en de gezondheid op het werk. Zoals bekend is dit bij ons niet het geval, en het Löfstedt-rapport stelt voor om op dit vlak gas terug te nemen, alvast voor die zelfstandigen waarvan de beroepsbezigheden geen risico inhouden voor anderen dan zijzelf.

Over het teveel aan reglementering

Prof. Löfstadt komt op de proppen met een ganse waslijst van Britse regelgeving inzake het welzijn op het werk die zou moeten opgeheven worden of minstens grondig herzien (en dat komt meestal neer op een aanbeveling tot versobering). Eerder wordt aanbevolen om te werken met Codes of Practice, vrijblijvende richtlijnen dus die een statuut hebben dat vergelijkbaar is met de vroegere Publicatiebladen van onze noorderburen. De overheid verstrekt hiermee aanbevelingen, maar het staat ondernemingen vrij om hiervan af te wijken. Wanneer het dan fout loopt, moeten ze kunnen bewijzen dat ze wel degelijk de nodige voorzorgen hebben genomen: de verantwoordelijkheid verschuift hier dus van de regelgever naar de bedrijfsleiding – waar ze ook thuishoort.

Want ja, zegt de h. Löfstedt: “Het eerste en wellicht fundamenteelste defect in het regelgevende stelsel is dat er gewoonweg teveel wetgeving is… bepaalde kennisgevingen die aan ons gericht waren argumenteerden dat de hoeveelheid reglementering op zichzelf, eerder dan de zaak van de veiligheid en de gezondheid te dienen, allicht een punt bereikt heeft waarop ze contraproductief is.” En wat verder staat in de tekst te lezen dat het welzijn op het werk hierdoor “geridiculiseerd” wordt omdat ze zo in tegenstrijd is met het gezonde verstand, en de persoonlijke verantwoordelijkheid ondergraaft. De wetgeving inzake de veiligheid en de gezondheid zou in het VK de tweede grootste klont zijn van alle reglementeringen waarmee werkgevers te maken krijgen. Of dit in ons land ook zo is, valt te betwijfelen: op welhaast alle vlakken van het bedrijfsleven is de overregulering hier een plaag.

Het onnut van de algemene risicoanalyse

In het bij Inni publishers uitgegeven boek “Actuele uitdagingen voor de veiligheid en de gezondheid op het werk”, wordt geargumenteerd dat de verplichting tot het uitvoeren van een algemene risicoanalyse (de RI&E, zoals onze noorderburen die noemen) zinloos en zelfs schadelijk is. Löfstedt zegt dat ook: “… de verplichting om een risicoanalyse uit te voeren is voor sommige bedrijfstakken ontaard in een nachtmerrie. (…) Bedrijven produceren omstandige documenten die elk denkbaar risico omvatten (of ze betalen er veel voor), en in sommige omstandigheden gaat dat ten koste van het aanpakken zelf van de belangrijke risico’s op de werkvloer.”

Over de inspectiediensten

De reglementering zelf mag niet altijd met de vinger gewezen worden: het Löfstedt-rapport stelt dat het probleem vaak eerder te wijten is aan de wijze waarop deze wordt geïnterpreteerd en toegepast. De hang naar paperasserie en bureaucratie wordt veeleer aangestuurd door de inspectiediensten dan door de regelgever zelf, staat er. Maar dat geldt allicht niet voor België, dat zonder enige twijfel recordhouder is in het opleggen van administratieve verplichtingen op het vlak van het welzijn op het werk: geen enkel ander land ter wereld kent de verplichting tot het opstellen van een jaarverslag (laat staan een maandverslag), een globaal preventieplan, een identificatiedocument, de lijst van aan het gezondheidstoezicht onderworpen werknemers, enz., enz. Bij ons moet dus in de eerste plaats het reglementaire kader zelf worden aangepakt.

Een uitsmijter

De kans is groot dat, nu Groot-Britannië losgekomen is van de EU, het de nodige vrijheid zal krijgen om zijn welzijnsreglementering volledig te herzien, zonder daarbij gehinderd te worden door het keurslijf van de Kaderrichtlijn. Het Löfstedt-rapport suggereert, tussen de regels door, dat de Europese reglementering inderdaad niet altijd risk-based en evidence-based is – en klaagt erover dat deze het Britse reglementaire kader verder heeft gecompliceerd.

Een terechte opmerking? Ja, op dit vlak heeft Groot-Brittannië recht van spreken: het land behoort tot de top inzake de voorkoming van arbeidsongevallen, want ze kunnen pronken met zowat de laagste frequentiecijfers in Europa… Dat heeft ongetwijfeld te maken met de inspanningen die het Britse bedrijfsleven zich getroost: het rapport haalt aan dat een grote onderneming daar gemiddeld 420 000 £ per jaar besteedt aan zijn beleid op het vlak van de veiligheid en de gezondheid op het werk. Redenen te over voor een overheid om erover te waken dat dergelijke bedragen op een rationele manier worden gespendeerd: het fabriceren van papierbergen hoort daar alvast niet onder.

Jan Van Peteghem

Welzijn op het werk in het Verenigd Koninkrijk

Uw browser wordt niet ondersteund. Update uw browser voor meer veiligheid, snelheid en om deze site optimaal te kunnen gebruiken.